IKK Wet
Op 1 januari 2018 wijzigen de kwaliteitseisen voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang. De wijzigingen verbeteren de kwaliteit en de toegankelijkheid van de kinderopvang. Er komt bijvoorbeeld meer aandacht voor de ontwikkeling van kinderen en alle kinderen krijgen een mentor.
De wijzigingen komen voort uit het akkoord IKK dat minister Asscher van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Brancheorganisatie Kinderopvang, Sociaal Werk Nederland, BOinK, de FNV en het CNV in 2016 sloten. Op een later moment heeft ook de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang zich achter het IKK akkoord geschaard.
De wijzigingen kunnen ingrijpend zijn voor de kinderopvangorganisatie, de pedagogisch medewerkers, de ouders, de kinderen en de oudercommissie. Hoe ingrijpend de wijzigingen zijn op de dagelijkse praktijk in de opvang en op de prijs van de opvang verschilt per organisatie.
Invloed op de kosten en prijs van de kinderopvang
De invloed van de maatregelen op de kosten verschilt per kinderopvangorganisatie. Dat is afhankelijk van de huidige werkwijze van de organisatie en de uitwerking van de kwaliteitseisen in de nieuwe situatie. Het is mogelijk dat de prijs van de opvang voor ouders wijzigt. De oudercommissie adviseert over de door de kinderopvangorganisatie wijzigingen en ook over de daarmee voorgestelde prijs.
Het landelijk vastgestelde maximumuurtarief verandert ook door de gewijzigde kwaliteitseisen. Meer weten over de wijzigingen in het maximumuurtarief? .
Gewijzigde kwaliteitseisen
Het akkoord IKK is ingedeeld in vier thema’s. Ieder thema bestaat uit meerdere gewijzigde of aanvullende kwaliteitseisen. De maatregelen gaan in per 1 januari 2018, tenzij anders vermeld.
Wijzigingen kwaliteitseisen op hoofdlijnen:
Thema 1 Ontwikkeling van het kind staat centraal
a. In de Wet kinderopvang staat uitgelegd wat verantwoorde kinderopvang is. De pedagogische kwaliteit wordt uitgebreider en nadrukkelijker omschreven, in vergelijking met de huidige wet- en regelgeving.
b. De ontwikkeling van de kinderen wordt gevolgd en gestimuleerd. Bij kinderen die van de dagopvang naar de basisschool en de buitenschoolse opvang (bso) gaan, wordt ook informatie overgedragen over de ontwikkeling van het kind. Uiteraard pas nadat ouders daar schriftelijk toestemming voor geven.
c. Elk kind in de dagopvang en buitenschoolse opvang krijgt een mentor. De mentor bespreekt de ontwikkeling van het kind met de ouders. Vragen over de ontwikkeling van het kind en over het welzijn van het kind kunnen ouders aan de mentor stellen. Ouders worden op de hoogte gebracht wie de mentor is voor hun kinderen en bij oudere kinderen worden kinderen ook op de hoogte gebracht.
Thema 2 Veiligheid en gezondheid
a. De kinderopvangorganisatie heeft een veiligheids- en gezondheidsbeleid, dat past bij de activiteiten, locatie en inrichting van de kinderopvang. Dit beleid kan ingezien worden door ouders.
b. Op ieder kindercentrum is tijdens de opvang een volwassene aanwezig met een kinder-EHBO-certificaat. Dat zorgt ervoor dat snel en adequaat gehandeld kan worden bij ongevallen.
Thema 3 Stabiliteit en pedagogisch maatwerk
a. Het maximaal aantal baby’s van 0 jaar per pedagogisch medewerker gaat omlaag. Deze gaat van 1 pedagogisch medewerker op 4 nul-jarigen naar 1 pedagogisch medewerker op 3 nul-jarigen. De pedagogisch medewerker heeft hierdoor meer tijd en aandacht voor kinderen in het eerste levensjaar. De invoeringsdatum is 1 januari 2019.
b. Voor kinderen van 7 jaar en ouder gaat het maximaal aantal kinderen per pedagogisch medewerker omhoog. Deze gaat van 1 op 10 kinderen nu naar 1 pedagogisch medewerker op 12 kinderen. De invoeringsdatum is 1 januari 2019.
c. Vaste gezichten voor nul-jarigen wordt aangescherpt. Bij baby’s van 0 jaar is er minder wisseling van de aanwezige vaste gezichten dan bij oudere kinderen.
d. Er zijn vanuit de wet geen vastgestelde tijdsvakken meer waarbinnen afwijken van het maximaal aantal kinderen per pedagogisch medewerker wel of niet is toegestaan. De kinderopvangondernemer bepaalt die tijdsvakken zelf en legt deze vast in het pedagogisch beleidsplan. De tijdsvakken bedragen in totaal niet meer dan drie uur per dag. Ouders worden proactief op de hoogte gebracht op welke tijden dat het geval is.
Thema 4 Kinderopvang is een vak
a. Voortaan coacht een pedagogisch beleidsmedewerker de pedagogisch medewerkers bij de dagelijkse werkzaamheden. Daarnaast houdt de pedagogisch beleidsmedewerker zich ook bezig met het pedagogisch beleid en de werkwijze daarbij. Bijvoorbeeld hoe de pedagogisch medewerkers kinderen uitdagen om nieuwe vaardigheden aan te leren. De invoeringsdatum is 1 januari 2019.
b. Er komt een minimum taalniveau voor de pedagogisch medewerker per 1 januari 2023. Het taalniveau van de pedagogisch medewerker is belangrijk voor de taalontwikkeling van kinderen.
c. Vrijwilligers tellen niet meer mee als pedagogisch medewerker als het gaat om de berekening van het maximaal aantal kinderen per pedagogisch medewerker.
Dat geldt ook voor de derde volwassene op een groep waar drie pedagogisch medewerkers ingezet moeten worden. Dat is geen vrijwilliger, maar een betaalde pedagogisch medewerker die aan de opleidingseisen voldoet.
d. De inzet van stagiaires en medewerkers die nog niet voldoen aan de opleidingseisen voor pedagogisch medewerker wordt beperkt, zodat er voldoende tijd en inzet is om hen te kunnen begeleiden.
e. De kinderopvangorganisatie heeft een opleidingsplan voor de opleiding en ontwikkeling van pedagogisch medewerkers.
Informatie naar ouders
De kinderopvangondernemer informeert ouders over de wijzigingen die te maken hebben met de kwaliteitseisen en de prijswijzigingen die daar eventueel het gevolg van zijn. Ook worden ouders geïnformeerd over wat de wijzigingen voor hun kind betekenen, zoals plaatsing in een andere stamgroep of een andere pedagogisch medewerker op de groep.
Adviesrecht oudercommissie
De oudercommissie heeft adviesrecht over bijna alle wijzigingen als gevolg van de gewijzigde kwaliteitseisen. Meer weten over het adviesrecht van de oudercommissie met betrekking tot IKK?